36.41. En het is voor hen een teken, dat Wij hun nakomelingen in het geladen schip dragen.
36.42. En Wij zullen voor hen nog iets dergelijks scheppen, waarop zij zullen varen.
36.43. En indien Wij willen, zullen Wij hen doen verdrinken, er zal dan voor hen geen helper zijn noch kunnen zij gered worden,
36.44. Dan door Onze barmhartigheid en als tijdelijk genot (voor hen op aarde).
36."45. En wanneer er tot hen wordt gezegd: ""Behoedt u tegen hetgeen vóór u is en hetgeen achter u is, opdat u barmhartigheid moge worden betoond."""
36.46. Maar er komt geen teken tot hen van de tekenen van hun Heer, of zij wenden er zich van af.
36."47. En wanneer er tot hen wordt gezegd: ""Besteedt van hetgeen Allah u heeft geschonken,"" zeggen de ongelovigen tot de gelovigen, ""Moeten wij hem voeden? Indien het Allah behaagde zou Hij hem hebben kunnen voeden. Gij verkeert slechts in een klaarblijkelijke dwaling."""
36."48. En zij zeggen: ""Wanneer zal deze Belofte worden vervuld, als gij de waarheid spreekt?"""
36.49. Zij wachten slechts op een plotselinge straf die hen zal overkomen terwijl zij nog aan het redetwisten zijn.
36.50. En zij zullen geen testament meer kunnen maken noch zullen zij tot hun families terugkeren.
36.51. En de bazuin zal worden geblazen, en ziet! zij zullen zich vanuit hun graven naar hun Heer haasten.
36."52. Zij zullen zeggen: ""O wee ons, wie heeft ons van onze slaapplaatgen gewekt? Dit is hetgeen de Barmhartige heeft beloofd, en de boodschappers spraken de waarheid."""
36.53. Het zal slechts een kreet zijn en ziet! zij zullen allen voor Ons worden gebracht.
36.54. En op die Dag zal geen ziel onrecht worden aangedaan, noch zult gij worden beloond, behalve overeenkomstig uw daden.
36.55. Voorwaar, op die Dag zullen de bewoners van de Hemel in (een groot) werk hun geluk vinden.
36.56. Zij en hun echtgenoten zullen zich in de schaduw op tronen nedervlijen.
36.57. Zij zullen daar vruchten hebben en alles waar zij om vragen ontvangen.
36."58. Het woord van de Genadevolle Heer zal (klinken) ""Vrede (vrede)."""
36."59. (En Hij zal zeggen): ""Houdt u op deze dag terzijde, o gij schuldigen."""
36.60. Gelastte Ik u niet, o gij kinderen van Adam, dat gij Satan niet zoudt dienen, daar hij een openlijke vijand van u is,