Menu
De Koe
2.121. Zij, wie Wij het Boek hebben gegeven, volgen het na, zoals het behoort te worden nagevolgd, dezen zijn het, die er in geloven. En die er niet in geloven, zullen de verliezers zijn.
2.122. O, gij kinderen Israëls, gedenkt Mijn gunsten die Ik u bewees, dat Ik u boven die volkeren verhief.
2.123. En vreest de Dag, waarop geen ziel een andere ziel van nut kan zijn, waarop geen losprijs van haar zal worden aanvaard, geen voorspraak haar zal baten, noch zullen zij worden geholpen.
2."124. En toen Abrahams Heer hem met zekere opdrachten beproefde en Abraham deze vervulde, zeide Hij: ""Ik zal u tot leider der mensen maken"". Abraham vroeg: ""En ook aran onder mijn nakomelingen?"" Hij zeide: ""Mijn verbond betreft de overtreders niet""."
2."125. En toen Wij het Huis tot een plaats van verzameling voor de mensheid en een toevluchtsoord maakten, zeggende: ""Neemt de plaats van Abraham als een plaats voor gebed"". En Wij geboden Abraham en Ismaël, zeggende: ""Reinigt Mijn Huis voor degenen, die de ommegang verrichten en voor degenen, die er toegewijd in verblijven en voor degenen, die zich neder buigen en zich ter aarde werpen."
2."126. En toen Abraham bad: ""Mijn Heer, maak deze plaats toch tot een oord van vrede en geef vruchten aan haar bewoners, die aan Allah en de laatste dag geloven"", zeide Hij: ""Ik zal voor een korte tijd ook aan hem, die niet gelooft weldaden schenken, daarna zal Ik hem in het Vuur drijven: het is een slechte verblijfplaats""."
2."127. En toen Abraham en Ismaël de muren van het Huis optrokken, biddende: ""Heer, aanvaard dit van ons, want Gij zijt de Alhorende, de Alwetende,"
2.128. Heer, maak ons beiden aan U onderdanig en maak van ons nageslacht een volk, dat U onderdanig zij. En toon ons onze wijzen van aanbidding en wend U met barmhartigheid tot ons, zeker, Gij zijt Berouwaanvaardend en Genadevol.
2.129. Heer, doe onder hen een boodschapper opstaan, die hun Uw tekenen zal verkondigen en hun het Boek en de Wijsheid zal verklaren en hen zal louteren. Voorzeker, Gij zijt de Almachtige, de Alwijze.
2.130. En wie zal zich van het geloof van Abraham afwenden, behalve hij, die dwaas tegen zichzelf handelt? Voorzeker, Wij hebben hem in deze wereld uitverkoren en in de volgende zal hij gewis onder de rechtvaardigen zijn.
2."131. Toen zijn Heer tot hem zeide: ""Onderwerp U"", zeide hij: ""Ik heb mij aan de Heer der Werelden onderworpen""."
2."132. En hetzelfde legde Abraham aan zijn zonen op en Jacob deed desgelijks, zeggende: ""O mijn zonen, Allah heeft waarlijk dit geloof voor u verkozen, sterft daarom niet, tenzij gij Moslims zijt."""
2."133. Of waart gij aanwezig, toen de dood tot Jacob kwam en hij tot zijn zonen zeide: ""Wat zult gij na mij aanbidden?"" Zij antwoordden: ""Wij zullen uw God aanbidden, de God uwer vaderen, Abraham, Ismaël en Izaäk, de enige God, aan Hem zijn wij onderworpen""."
2.134. Dit is een volk, dat is heengegaan: voor hen is, hetgeen zij verdienden en voor u is, hetgeen gij verdient en gij zult niet worden ondervraagd over hetgeen zij plachten te doen.
2."135. En zij zeggen: ""Weest Joden of Christenen, dan zult gij worden geleid"". Zeg (hun): ""Neen, maar (volg) de godsdienst van Abraham, de oprechte: hij behoorde niet tot de afgodendienaren""."
2."136. Zegt: ""Wij geloven in Allah en in hetgeen ons is geopenbaard en in hetgeen tot Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob en de stammen werd nedergezonden en in hetgeen aan Mozes en Jezus werd gegeven en in hetgeen aan alle andere profeten werd gegeven door hun Heer. Wij maken geen onderscheid tussen hen en aan Hem onderwerpen wij ons."
2.137. En indien zij geloven, zoals gij hebt geloofd, dan zijn zij juist geleid, maar indien zij zich afwenden, dan zijn zij in verzet, Allah zal u zeker voldoende zijn tegen hen, want Hij is de Alhorende, de Alwetende.
2.138. Maakt Allah's kleur tot de uwe en wie is beter in kleur, dan Allah? Hem alleen aanbidden wij.
2."139. Zeg: ""Twist gij met ons omtrent Allah, terwijl Hij uw Heer en onze Heer is? En voor ons zijn onze werken en voor u uw werken. En Hem alleen zijn wij oprecht toegewijd."
2."140. Zegt gij, dat Abraham en Ismaël en Izaäk en Jacob en de stammen Joden of Christenen waren? Zeg: ""Weet gij het beter of Allah?"" En wie is onrechtvaardiger, dan hij, die een getuigenis verbergt, die hij van Allah heeft? En Allah is niet onbekend met hetgeen gij doet."
Buscar en el Corán
Acceso suras
Acceso Versos