Menu
Berouw
9.121. En zij besteden geen som, groot of klein, noch doorkruisen zij een landstreek, of dit is voor hen opgetekend, opdat Allah hun de beste beloning moge geven voor hetgeen zij deden.
9.122. Het is de gelovigen niet opgelegd, allen tezamen op te trekken. Waarom trekt dan niet van elke groep een deel hunner op, opdat zij in de godsdienst goed onderlegd mogen worden en opdat zij hun volk, wanneer zij tot hen terugkeren mogen waarschuwen, zodat zij gered mogen worden.
9.123. O, gij die gelooft, bestrijdt de ongelovigen die in uw nabijheid zijn en laat hen hardheid in u vinden en weet, dat Allah met de godvruchtigen is.
9."124. En wanneer er een Soerah wordt nedergezonden, zijn er sommigen hunner die zeggen: ""Wie uwer heeft deze in geloof doen toenemen?"" Maar de gelovigen doet dit in geloof toenemen en zij verheugen zich daarover."
9.125. En voor degenen in wier hart een ziekte is, voegt het onreinheid bij onreinheid en zij sterven terwijl zij ongelovig zijn.
9.126. Zien zij niet, dat zij elk jaar één- of tweemaal op de proef worden gesteld? Toch tonen zij geen berouw noch trekken zij er lering uit.
9."127. En wanneer er een Soerah wordt nedergezonden kijken zij elkander aan zeggende: ""Ziet iemand ons?"" Dan wenden zij zich af. Allah heeft hun hart afgewend, omdat zij tot een volk behoren dat niet begrijpen wil."
9.128. Voorzeker, een boodschapper is uit uw midden tot u gekomen, het is hard voor hem wat u pijn doet, hij is bezorgd voor uw welzijn, liefderijk en barmhartig voor de gelovigen.
9."129. Maar indien zij zich afwenden zeg dan: ""Allah is mij toereikend. Er is geen God naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen want Hij is de Heer van de grote heerschappij."""
Buscar en el Corán
Acceso suras
Acceso Versos