4.41. En wat geschiedt, wanneer Wij een getuige van elk volk zullen roepen en u als getuige tegen deze zullen brengen?
4.42. Op die Dag zullen zij, die verwierpen en de boodschapper niet gehoorzaamden, wensen, dat de aarde met hen gelijk zou worden gemaakt en zij zullen geen woord voor Allah kunnen verbergen.
4.43. O, gij die gelooft, komt niet tot het gebed als gij bedwelmd zijt, totdat gij weet wat gij zegt, noch, wanneer gii onrein zijt tot gij u hebt gebaad, tenzij gij onderweg zijt. En indien gij ziek zijt, of op reis, of een uwer van de afzondering komt, of gij hebt vrouwen aangeraakt en gij vindt geen water, neemt dan uw toevlucht tot zuivere aarde en veegt er uw gezicht en handen mee af. Waarlijk, Allah is Inschikkelijk, Vergevensgezind.
4.44. Kent gij niet degenen, die deel hebben aan het Boek? Zij geven de voorkeur aan dwaling en wensen, dat ook gij van de (rechte) weg moogt afdwalen.
4.45. Allah kent uw vijanden goed. Allah is voldoende als Vriend en Allah is toereikend als Helper.
4."46. Er zijn onder de Joden, die woorden uit hun verband rukken. En zij zeggen: "" Wij horen en gehoorzamen niet"" en ""luistert gij, zonder te horen"" en ""Raainaa"", terwijl zij woorden verdraaien en het geloof zoeken te schenden. En indien zij gezegd hadden: ""Wij horen en wij gehoorzamen"" en ""hoort toe"" en ,,Kijk ons aan"" het dit beter en oprechter voor hen zijn geweest. Maar Allah heeft hen wegens hun ongeloof vervloekt, zij geloven dus slechts weinig."
4.47. O, mensen van het Boek, gelooft in hetgeen Wij hebben nedergezonden, vervullende hetgeen bij u is voordat Wij uw leiders vernietigen en neerwerpen of hen vervloeken, zoals Wij het volk van de Sabbath vervloekten. Allah's gebod zal volbracht worden.
4.48. Waarlijk, Allah vergeeft niet dat men iets met Hem vereenzelvigt, maar Hij zal al hetgeen daarbuiten staat vergeven, wie Hij wil. En wie iets met Allah vereenzelvigt, heeft inderdaad een zeer grote zonde begaan.
4.49. Hebt gij over hen niet vernomen die zichzelf rein achten? Neen, Allah is het, Die reinigt, wie Hij wil. Hen zal niet het minste onrecht worden aangedaan.
4.50. Zie, hoe zij een leugen tegen Allah smeden. En dat is, voorzeker, een klaarblijkelijke zonde.
4."51. Hebt gij degenen niet waargenomen aan wie een gedeelte van het Boek was gegeven? Zij geloven in afgoden en duivelen en zeggen van de ongelovigen: ""Dezen zijn beter geleid op het pad dan de gelovigen."""
4.52. Dezen zijn degenen die Allah heeft vervloekt en die Allah vervloekt voor hen zult gij geen helper vinden.
4.53. Hadden zij een aandeel in het koninkrijk dan zouden zij de mensen zelfs het geringste onthouden.
4.54. Of benijden zij de mensen om hetgeen Allah hun vanuit Zijn overvloed heeft gegeven? Waarlijk, Wij gaven aan de kinderen van Abraham het Boek en de Wijsheid en Wij gaven hun ook een groot koninkrijk.
4.55. En sommigen hunner geloofden er in en sommigen hunner weerhielden anderen er van te (geloven). De hel, met het laaiende vuur is toereikend (voor hen).
4.56. Gewis, degenen die Onze tekenen verwerpen zullen Wij weldra het Vuur doen binnengaan. Wij zullen hen telkens, wanneer hun huiden zijn verbrand, andere huiden er voor in de plaats geven, opdat zij de straf ten volle zullen ondergaan. Waarlijk, Allah is Almachtig, Alwijs.
4.57. En degenen, die geloven en goede daden verrichten, zullen Wij tuinen doen binnengaan waar doorheen rivieren stromen om er eeuwig te vertoeven, daarin zullen zij reine metgezellen hebben en Wij zullen hen door schaduw omringen.
4.58. Voorwaar, Allah gebiedt u het u toevertrouwde over te geven aan hen die er recht op hebben en dat, wanneer gij tussen mensen richt, gij rechtvaardig handelt. En waarlijk, voortreffelijk is datgene, waartoe Allah u maant. Voorzeker, Allah is de Alhorende, de Alziende.
4.59. O, gij die gelooft, gehoorzaamt Allah en Zijn boodschapper en degenen, die onder u gezag hebben. En indien gij over iets twist, verwijst het naar Allah en Zijn boodschapper, als gij gelooft in Allah en de laatste Dag. Dit is beter en uiteindelijk het beste.
4.60. Kent gij niet degenen, die beweren dat zij geloven in hetgeen u is geopenbaard en hetgeen vóór u is geopenbaard? Zij wensen recht te zoeken bij de opstandigen ofschoon het hun was geboden, dezen te verwerpen. En Satan wenst hen ver van het rechte pad te doen afdwalen.