Menu
Saad
38.21. En heeft het verhaal van de tegenstanders u bereikt? Hoe zij over de muur van zijn kamer klommen,
38."22. Hoe zij bij David binnenkwamen en hij hen vreesde. Zij zeiden: ""Vrees niet, wij zijn twee procesvoerders, waarvan de ene de ander onrecht heeft aangedaan, spreek daarom recht tussen ons in waarheid en handel niet onrechtvaardig en leid ons naar het rechte pad."""
38.23. Deze is mijn broeder, hij heeft negen en negentig ooien, en ik heb maar één ooi. Toch zegt hij: 'Geef haar aan mij' en hij was mij in het dispuut de baas.
38."24. David zeide: ""Voorzeker, hij heeft u onrecht aangedaan door uw ooi te eisen naast zijn eigen ooien. En voorzeker, vele der mededingers doen elkaar onrecht aan, met uitzondering van hen, die geloven en goede werken doen: en zij zijn slechts weinigen."" En David bemerkte, dat Wij hem hadden beproefd, daarom vroeg hij om vergiffenis van zijn Heer en zich tot Hem wendend, viel hij in gebed neder."
38.25. Daarom gaven Wij hem bescherming en inderdaad had hij een dichte toenadering en een voortreffelijk toevlucht tot Ons.
38."26. (Wij zeiden): ""O David, Wij hebben u als stedehouder op aarde aangewezen, spreek daarom recht over de mensen naar waarheid en volg (hun) begeerten niet, anders zullen zij u van de weg van Allah afleiden."" Degenen, die van de weg van Allah afdwalen zullen gewis een strenge straf ontvangen, omdat zij de Dag des Oordeels vergeten."
38.27. En Wij hebben de hemelen en de aarde en alles wat er tussen is niet tevergeefs geschapen - Dat is het vermoeden der ongelovigen. En wee de ongelovigen vanwege het Vuur.
38.28. Zullen Wij degenen, die geloven en goede werken doen op dezelfde wijze behandelen als de onheilstichters op aarde of moeten Wij de godvruchtigen en de bozen gelijk stellen?
38.29. Het Boek dat Wij aan u hebben geopenbaard is vol van zegeningen, laat hen dus over zijn verzen nadenken en laat de verstandigen er lering uit trekken.
38.30. En aan David schonken Wij Salomo, een voortreffelijke dienaar, die altijd (tot Ons) geneigd was.
38.31. Herinnert u, toen er renpaarden van het edelste ras en vlug ter been op een avond voor hem werden gebracht,
38."32. Dat hij zeide: ""Ik houd van goede dingen vanwege de gedachtenis aan mijn Heer."" Toen zij (de zon) door een sluier verborgen waren, zei hij:"
38.33. Brengt ze naar mij terug. Toen begon hij ze over hun benen en nek te strijken.
38.34. Voorzeker Wij beproefden Salomo en op zijn troon zetten Wij een zielloos lichaam. En hij (Salomo) wendde zich tot (God).
38."35. En zeide: ""O mijn Heer, vergeef mij, en schenk mij een koninkrijk hetwelk na mij voor niemand anders is, zeker, Gij zijt de Milddadige."""
38.36. Wij onderwierpen de wind aan hem, die op zijn gebod zachtjes waaide waarheen hij wilde,
38.37. En deskundigen en allerlei bouwers en duikers,
38.38. Alsook anderen, die met ketenen geboeid waren.
38."39. Wij zeiden: ""Dit is Onze gave. Wees vrijgevig of spaarzaam, er zal daarover geen oordeel zjin."""
38.40. En hij had inderdaad een dichte toenadering tot Ons en een voortreffelijke toevlucht.
Buscar en el Corán
Acceso suras
Acceso Versos