109.1."1. Zeg: ""O gij ongelovigen,"
109.2.2. Ik bid niet aan, wat gij aanbidt,
109.3.3. Noch gij bidt aan, wat ik aanbid.
109.4.4. Noch wil ik aanbidden, wat gij aanbidt,
109.5.5. Nogmaals gij wilt niet aanbidden wat ik aanbid.
109.6."6. Derhalve voor u uw godsdienst en voor mij mijn godsdienst."""