41.41. Voorzeker, zij die niet in de Vermaning geloven als deze tot hen komt (zijn de verliezers), waarlijk het is een machtig Boek.
41.42. Geen valsheid kan het beroeren, van voren noch van achteren. Het is een Openbaring van de Alwijze, de Geprezene.
41.43. Er is niets tot u gezegd behalve het geen aan de boodschappers vóór u was gezegd. Uw Heer is de Heer der vergevensgezindheid en der pijnlijke straf.
41."44. Indien Wij deze Koran in een vreemde taal hadden gegeven, zouden zij zeker hebben gezegd: ""Waarom zijn zijn verzen niet duidelijk gemaakt? Is Arabisch en niet-Arabisch gelijk?"" Zeg: ""Het is een leiding en een genezing voor de gelovigen."" Maar de ongelovigen hebben doofheid in hun oren en het is duister voor hen. Zij worden aangeroepen vanaf een verre plaats."
41.45. En Wij gaven Mozes het Boek, maar men verschilde er over van mening, en indien het woord van uw Heer er niet aan was voorafgegaan zou er zeker over hen geoordeeld zijn, want waarlijk zij verkeerden er in een verontrustende twijfel over.
41.46. Wie goed doet, doet dit voor zijn eigen ziel, en wie kwaad bedrijft, het is er tegen. En uw Heer is in het geheel niet onrechtvaardig jegens Zijn dienaren.
41."47. Naar Hem alleen wordt de kennis van het Uur verwezen. En geen vruchten komen voort uit hun bloemscheden noch wordt een enkele vrouw zwanger noch wordt zij verlost, dan met Zijn kennis. En de Dag waarop Hij tot hen zal roepen: ""Waar zijn Mijn medegoden?"" zullen zij antwoorden: ""Wij verklaren U, dat niemand van ons getuige is."""
41.48. En de afgoden welke zij voorheen plachten aan te roepen, gaan voor hen verloren en zij zullen weten dat zij gee toevluchtsoord hebben.
41.49. De mens wordt niet moe het goede te vragen, maar als het kwade hem treft vertwijfelt hij en wordt wanhopig.
41."50. En als Wij hem barmhartigheid tonen nadat enige kommer over hem is gekomen, zal hij zeker zeggen: ""Dit komt mij toe en ik denk niet dat het Uur zal plaatsvinden. Maar indien ik tot mijn Heer word teruggebracht zal ik zeker bij Hem het allerbeste vinden."" Doch Wij zullen stellig de ongelovigen alles vertellen wat zij deden en Wij zullen hen zeker een zware straf doen ondergaan."
41.51. Wanneer Wij gunsten aan de mens verlenen wendt hij zich af en gaat terzijde, maar wanneer het kwade hem raakt, ziet! dan offert hij lange, lange gebeden.
41."52. Zeg: ""Bedenkt u: Als dit (de Koran) van Allah is en gij verwerpt het - wie begaat grotere dwaling dan hij die zich hevig daartegen verzet?"""
41.53. Weldra zullen Wij hun Onze tekenen in henzelf en over afgelegen streken tonen, tot het hun duidelijk wordt dat dit de Waarheid is. Is het niet genoeg dat uw Heer Getuige over alle dingen is?
41.54. Ziet toe! Zij zijn in twijfel over de ontmoeting met hun Heer. Voorwaar, Hij omvat alle dingen.